Hadden zij in Holland onderling contact?

Welke onderlinge contacten hadden de vier Hollandgängers na vertrek uit Westfalen, waaruit een mogelijk verwantschap blijkt?

Contacten Frans Otto met Dirk: Frans Otto heeft in zijn Hollandse jaren -sinds 1756- enig kapitaal opgebouwd in de vorm van huizen, grond, een winkel en staatsobligaties. Het contact met Dirk blijkt uit een lening die Dirk in 1796 aangaat met Frans Otto. Daarbij stelt hij zijn huis/smitswinkel en erf aan de Kleverlaan te Zuid-Akendam (Schoten, thans gemeente Haarlem) als onderpand. In 1800 royeert Frans Otto de nog openstaande schuld door het huis van Dirk te kopen.

Contacten Frans Otto met Gaudentius: Ook Gaudentius heeft financiële banden met Frans Otto. Uit een rekening (dd. 1813) gepasseerd bij notaris Thomas van Bergen uit Leiden naar aanleiding van de afwikkeling van het testament t.b.v. de erven van Frans Otto blijkt, dat Gaudentius een som geld heeft geleend. Maar de contacten met de familie van Frans Otto blijken ook uit een getuigenis bij een doop. Cornelia Schinkel, de enige schoondochter van Frans Otto en wonende te Voorhout, is getuige bij de doop van Hubertus, de jongste zoon van Gaudentius.

Contacten Gaudentius met Dirk: Dirk heeft meerdere malen contact gehad met Gaudentius. Dat blijkt uit twee doopakten van kinderen van Gaudentius en Marijtje Lelijveld te Leiden. In 1790 zijn Theodorus (Dirk) en zijn eerste vrouw Joanna Pullens getuigen bij de doop van Gaudentius dochter Anna Margaretha. En ook in 1800 zijn Theodorus (Dirk) en zijn tweede vrouw Joanna Berlé getuigen bij de doop van nog een dochter van Gaudentius en Marijtje Lelijveld.

Contacten Gaudentius met Willem: Het enige achterhaalde contact tussen Gaudentius en Willem heeft wederom te maken met een doopgebeurtenis. Bij de doop van zoon Joannes van Willem en Anna Cluijs in 1798 te Nieuwveen, zijn Gaudentius en Marijtje Lelijveld getuigen.

Contacten Frans Otto met Johannes Franciscus uit Allagen/Niederbergheim: Uit de doopakte van het eerste kind Maria van Frans Otto en Jannetje Aris. van Hees in 1757 blijkt dat een zekere Jan Frans Diemel en Elisabeth Diemel getuigen zijn. Mogelijk zijn dat Johannes Franciscus Diemel en zijn vrouw Elisabeth Brosius. Ook is denkbaar, dat Elisabeth Diemel dezelfde persoon is als Margaretha Elisabeth Diemel, die in 1744 in Allagen is getrouwd met Matthias Blume en de zus van Johannes Franciscus Diemel.